Nieuws Plantenpest(er): ‘Candidatus Phytoplasma solani’

06/03/2023

De ziekteverwekker ‘Candidatus Phytoplasma solani’ is een kleine celwandloze bacterie. Een fytoplasma dus, meerbepaald van de klasse Mollicutes. Dit organisme ontwikkelt zich zowel in het plantenfloëem (dit is het harde weefsel van de stam of stengel) als in zijn insect vector. De term Candidatus wordt gebruikt om een groep van niet te isoleren bacteriën aan te duiden. De bacterie is in staat om een heel brede reeks aan waardplanten te infecteren, waaronder enkele belangrijke cultuurgewassen zoals aardappel, paprika, tomaat, suikerbiet, maïs en aardbei. Ook tal van onkruiden kunnen geïnfecteerd geraken en kunnen als reservoirplant fungeren.

Hoe herken je deze plant?

Op onderstaande foto’s is te zien dat de symptomen die op de planten ontstaan als gevolg van een aantasting heel divers kunnen zijn:

  • verkleuringen van blad (geel, rood, paars) (Fig. 3 & 4)
  • verkleuringen in knollen (Fig. 6a,b)
  • misvormingen van blad en stengel (Fig. 1, 2, 3, 6)
  • groei-achterstand (Fig. 2, 3)
  • oogstverliezen door onder meer het verschrompelen van de vruchten (Fig. 5).

Belangrijke ziekten en hieraan gekoppelde grote economische verliezen die deze bacterie veroorzaakt zijn “basses richesses” bij suikerbiet, “maize redness” in maïs, “zebra chip” bij aardappel, “bois noir” bij druif in de wijngaarden en “stolbur” in lavendel. Deze laatste benaming, “stolbur”, is ook een zeer algemeen gebruikte term om naar deze pathogeen te verwijzen in diverse waardplanten.

Candidatus Phytoplasma solani
Candidatus Phytoplasma solani in wijngaarden

Vormt dit een groot risico in Vlaanderen?

De fytosanitaire risico’s kunnen naargelang de waardplant en de regio (klimaat) toch wel groot zijn. Dit hangt samen met de brede waardplantenreeks die deze pathogeen heeft, en het wijd verspreid voorkomen van zijn vectoren (cicadeachten; Hyalestes obsoletus (Fig. 7.), Reptalus panzeri, Anaceratagallia ribauti). In onze regio, en bij uitbreiding in gans Europa, is het voornamelijk de polyfage, inheemse en wijdverspreide H. obsoletus die voor de verspreiding zorgt van deze floëem-gebonden bacterie. Alle eerder opgesomde economisch belangrijke waardplanten zijn echter zogenaamde ‘dead-end’ waardplanten omdat de vector (de cicade) zijn levenscyclus niet volledig volbrengt op deze gewassen.

Plantenpester in knol en vector


Het risico om een aantasting van epidemische omvang te krijgen is dus eerder beperkt en we zien dan ook voornamelijk accidentele haarden door verspreiding van de ene naar de andere waardplant via zich voedende adulten. Enkel lavendel en een paar belangrijke onkruidgewassen zoals akkerwinde en brandnetels fungeren als volwaardige waardplantreservoirs voor zowel ‘Ca. P. solani’ als de vector. Ook de overdracht via knollen (bv. in de weinige reeds vastgestelde haarden in aardappel in ons land) is heel beperkt. In een risicoanalysedocument van Fera (UK) is een overdrachtspercentage van slechts 0.5% naar dochterknollen vermeld.

Wat kunnen we er aan doen?

Beheersing van ‘Ca. P solani’ haarden in het veld is moeilijk. Bestrijding van de pathogeen is gelimiteerd tot de vernietiging van de aangetaste planten, en ook de mogelijkheden tot beheersing van de vectoren zijn beperkt, zeker door de afwezigheid van geschikte natuurlijke vijanden. Orius roofwantsen en Chrysopa larven zijn wel predatoren, maar verkiezen eerder andere prooien als die beschikbaar zijn. Toch is aandacht voor het onrechtstreeks bestrijden door efficiënt beheer van de bovenvermelde natuurlijke reservoironkruiden zeker belangrijk.

De geïdentificeerde belangrijke fytosanitaire risico’s hebben in de EU geleid tot een reglementering voor dit organisme. ‘Ca. P. solani’ staat op de EPPO A2 lijst, en is in de plantengezondheidswetgeving (EU 2019/2072) opgenomen op de RNQP (regulated non quarantaine pathogens) lijst voor druif, aardbei, blauwe bes, aardappel en voor plant- en vermeerderingsmaterialen. Op de website van het departement Landbouw en Visserij zijn er fiches beschikbaar van deze RNQP organismen met meer informatie over de biologische eigenschappen, verspreiding en symptomen van deze organismen.

Er lopen ook twee onderzoeksprojecten (PHYLIB III en METAMINSURV), het eerste rond epidemiologische aspecten van phytoplasma en ‘Ca Liberibacter’ ziekten in aardappel en het tweede rond innovatieve detectie van fytoplasma pathogenen via nanopore sequencing. Daarnaast is er een project rond vergelingsvirussen in suikerbiet (VIRBICON), waarbij het mogelijk is dat ook ‘basses richesses’ wordt aangetroffen.

Vragen?

Contacteer ons

Kris De Jonghe

Expert plantpathogene virussen en viroïden

Ook interessant