Bacteriën

Een bacterie die betrokken is in een plantenziekte werd voor het eerst aangetoond in 1878 voor ‘fire blight’ (nu gekend als bacterievuur) van appel en peer in de Verenigde Staten. Enkele jaren later, in 1885, werd deze bacterie, Erwinia amylovora, uit aangetaste planten geïsoleerd en in cultuur gebracht. Ze werd dan aangebracht in de plantensoort waaruit ze werd geïsoleerd om de ziektesymptomen te reproduceren waardoor aan de postulaten van Koch werd voldaan. Uitkweken van bacteriën op cultuurmedia en pathogeniteitsonderzoek zijn ook vandaag hoekstenen in de diagnostiek van fytobacteriën.

Symptomen van een plantenziekte veroorzaakt door een bacterie zijn heel divers: vlekjes op bladeren en vruchten, verwelking, rotting, tumor, kanker en afsterven van twijgen. Gevorderde infecties kunnen de hele plant aantasten. In bacterieziek plantenweefsel zijn tientallen miljoenen bacteriecellen aanwezig die zichtbaar kunnen worden in kleverige druppels op het aangetaste weefsel.

Symptomen:

Bacterievuur peerBruinrot AsterixNerfrot slaPseudomonas tolaasiiXanthomonas axonopodis pv dieffenbachiae

Voor de meest courante bacterieziekten is diagnose evident omdat de symptomen van de aantasting heel specifiek zijn. Ziektesymptomen kunnen echter afwijken door omgevingscondities en verschillende fytobacteriën kunnen gelijkaardige symptomen veroorzaken op eenzelfde plantensoort.
Het diagnostisch onderzoek begint met het isoleren van bacteriën uit aangetast plantenweefsel. Dit gebeurt door verdunningsuitplating op een geschikt cultuurmedium waardoor ze uiteindelijk uitkweken als afgezonderde kolonies.

Verdunningsuitplating en bacteriekweek:

Het resultaat van de uitplating geeft indicatie of en in welke mate bacteriën van betekenis zijn voor de aantasting. Afgezonderde kolonies worden verder in reincultuur uitgekweekt voor identificatie. Een immunologische test met commercieel beschikbare antisera of een ongecompliceerde moleculaire test zoals PCR identificeert de meest courante fytobacteriën. Voor nauw verwante varianten zoals pathovers of voor stammen uit een species complex is een diepere moleculaire analyse van specifieke genoomsequenties vereist. Deze testen zijn gekend als DNA barcodes. Een genomische vingerafdruk kan aanwijzingen opleveren over de insleep van de geïsoleerde bacteriestam.

Het definitieve bewijs dat de geïsoleerde en geïdentificeerde bacterie de primaire oorzaak is van de vastgestelde aantasting wordt verkregen in een pathogeniteitstest. Een celsuspensie van een reincultuur wordt aangebracht in de plantensoort waaruit de bacterie werd geïsoleerd. De diagnose is voltooid als de symptomen van de aantasting worden gereproduceerd en de bacterie opnieuw in het aangetaste plantenweefsel wordt aangetoond.

agglutinatietestPCR testwitlooftestauberginetest

Plantschadelijke bacteriën kunnen ook als latente infectie of besmetting aanwezig zijn in teeltmateriaal zoals enten, stekken, knollen en zaden en in water. Een opsporingsonderzoek wordt uitgevoerd op selectieve kweekmedia, in immunofluorescentie en PCR (conventionele en real-time testen, gebeurlijk na selectieve aanrijking).

De dienst biedt ISO 17025 geaccrediteerde en gestandaardiseerde opsporingstesten (EPPO, ISTA, …) aan voor fytosanitair gereguleerde bacteriën. Bij een positief resultaat in een screeningstest moeten identificatie- en pathogeniteitstesten op de bacteriecultuur worden uitgevoerd.

Vragen?

Contacteer ons

Johan Van Vaerenbergh

Expert plantpathogene bacteriën

Brigitte De Paepe

Deskundige